JACHT


Inleiding
Op 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden Deze wet richt zich op de bescherming van in het wild levende planten en dieren. Deze informatie gaat in op de gevolgen van de wet voor het uitoefenen van jacht en beheer en schadebestrijding. 

Deze informatie is opgesteld door het min.van LNV in samenwerking met de KNJV. 

Het doel van de Flora- en faunawet
Met de komst van de Flora- en faunawet worden meer inheemse en uitheemse planten en dieren beschermd en is het beschermingsregime strenger geworden. Nieuw in de wet is dat dieren mede beschermd worden omdat hun bestaan op zichzelf waardevol is, zonder te kijken welk nut de dieren voor de mens kunnen hebben. In de wet is onder meer bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld.
Bovendien dient iedereen voldoende zorg in acht te nemen voor in het wild levende planten en dieren. Daarnaast is het niet toegestaan om nesten, holen of andere voortplantingsplaatsen of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde dieren te beschadigen, te vernielen of te verstoren.
 

Nee, tenzij
De Flora- en faunawet gaat uit van het "nee, tenzij"-beginsel. Beschermen staat voorop, ingrijpen is een uitzondering. In de praktijk betekent dit dat bepaalde handelingen ten aanzien van dieren en planten alleen onder strikte voorwaarden mogelijk zijn bijvoorbeeld in het kader van jacht en beheer en schadebestrijding.
 

Jacht en beheer en schadebestrijding
De Flora- en faunawet maakt onderscheid in jacht, beheer en schadebestrijding. In de Flora- en faunawet worden nog slechts 6 dierstoorten als wild aangemerkt waarop in beginsel gejaagd zou kunnen worden: haas, fazant, wilde eend, konijn, houtduif en patrijs. De jacht op de patrijs is niet geopend. Voor de niet-wildsoorten geld een regime van beheer en schadebestrijding. Dit regime is ook van toepassing op de zes wildsoorten buiten de openingstijden van de jacht. 

Recht op het genot van de jacht
De eigenaar of grondgebruiker kan het jachtrecht zelf uitoefenen of het verhuren aan anderen.
Jachthouders kunnen onder voorwaarden anderen toestemming geven in of buiten hun gezelschap te jagen.
 

Jacht geopend
Per wildsoort is vastgesteld wanneer de jacht geopend is. De Minister van LNV heeft de volgende periodes vastgesteld:

WILDE EEND 15 augustus t/m 31 januari
HAAS

15 oktober t/m 31 december

FAZANTENHEN 15 oktober t/m 31 december
FAZANTENHAAN 15 oktober t/m 31 januari
HOUDUIF 15 oktober t/m 31 januari
KONIJN 15 augustus t/m 31 januari
PATRIJS momenteel niet geopend

De jacht is in deze perioden in beginsel toegestaan tussen zonsopgang en zonsondergang. Voor de wilde eend is toegestaan van een half uur voor zonsopkomst tot een half uur na zonsondergang.   

       

Jacht- valkeniers- en kooikersakten
Het is verboden te jagen zonder in het bezit te zijn van een geldige jachtakte voorzover het betreft het jagen met geweer, een geldige valkeniersakte voor zover het betreft het jagen met een jachtvogel (slechtvalk en havik), en een geldige kooikersakte voorzover het betreft het jagen met een eendenkooi.
De jachtakte wordt afgegeven door de korpschef van het regionaal politiekorps in de regio waarin de woonplaats van de aanvrager is gelegen. Indien de aanvrager niet woonachtig is in Nederland is de korpschef van het politiekorps in de regio Haaglanden bevoegd. De valkeniers- en kooikersakte wordt door de Minister van LNV verleend.
 

Uitoefening van de jacht
Aan de uitoefening van het genot van de jacht is een aantal voorwaarden verbonden. Zo gelden er bijvoorbeeld beperkingen ten aanzien van de jachtmiddelen en eisen waaraan jachtvelden dienen te voldoen. Ook is de jacht niet geopend in gebieden die zijn aangewezen als beschermd natuurmonument als bedoeld in de Natuurbeschermingswet, of Wetlands of Vogelrichtlijngebieden. De jager is bovendien verplicht om bij het jagen het wild niet onnodig te laten leiden.
 

Jachtmiddelen
De toegestane jachtmiddelen zijn: geweren, honden, niet zijnde lange honden, gefokte jachtvogels (slechtvalk en havik), geregistreerde eendenkooi, lokeenden of lokduiven, mits niet blind of verminkt, fretten en buidels.
Geweren, die ten behoeve van de jacht mogen worden gebruikt maar ook geweren die ten behoeve van beheer en schadebestrijding mogen worden gebruikt, kunnen op de jachtakte worden bijgeschreven.
 

Beheer en schadebestrijding
Behalve de jacht is het onder meer ook mogelijk om een uitzondering te maken op de algemene bescherming van beschermde dier- en plantensoorten in het kader van beheer en schadebestrijding. Dit kan via een algemene toestemming (vrijstelling) of via een individuele ontheffing of opdracht.
 

Provinciaal faunabeleid
De meeste bevoegdheden in het kader van beheer en schade bestrijding zijn toegekend aan de provincies. Behalve de minister, kunnen de provincies algemene vrijstellingen van de verbodsbepalingen verlenen voor bepaalde soorten (landelijke provinciale schadesoorten). Daarnaast kunnen gedeputeerde staten individuele ontheffingen verlenen ten behoeve van beheer en schadebestrijding en kunnen gedeputeerde staten opdracht geven tot het beperken van de stand van een aantal diersoorten.
 

Landelijke provinciale vrijstellingen (art. 65 Flora- en faunwet)
Bij algemene maatregel van bestuur is een aantal beschermde diersoorten aangewezen die in het gehele land veelvuldig belangrijke schade aanrichten, de zogenaamde landelijke schadesoorten.

Landelijke schadesoorten
Mol, konijn, houtduif, zwarte kraai, kauw

Ten aanzien van deze landelijke schadesoorten is het de grondgebruiker die bij ministeriële regeling toegestaan om bepaalde handelingen te verrichten op de door hem gebruikte gronden of in of aan door hem gebruikte opstallen ter voorkoming van belangrijke schade aan door hem gebruikte opstallen ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren. Deze landelijke vrijstelling biedt de mogelijkheid om belangrijke schade te voorkomen of te beperken. De grondgebruiker is onder meer bevoegd om bijvoorbeeld de dieren, behorende tot de landelijke schadesoorten, te doden, opzettelijk te verontrusten (verjagen), nesten weg te nemen of eieren te rapen. Door de vrijstelling kan de stand van deze dieren door middel van onder meer afschot worden gereguleerd. Daarbij is er in principe geen verschil of deze soorten belangrijke schade aanrichten of aan kunnen richten. Wel dient er sprake te zijn van een causaal verband tussen de landelijke schadesoorten en belangrijke schade aan bijvoorbeeld gewassen.
Behalve de landelijk schadesoorten is bij algemene maatregel van bestuur een aantal diersoorten aangewezen die in delen van het land veelvuldig belangrijke schade aanrichten: de zogenaamde provinciale schadesoorten.

Provinciale schadesoorten:
Bosmuis, brandgans, ekster, grauwe gans, haas, holenduif, huismuis, kauw, kleine rietgans, knobbelzwaan, kolgans, meerkoet, rietgans, ringmus, roek, rotgans, smient, spreeuw, veldmuis, wilde eend, zwarte kraai.

Provincies kunnen in een verordening aan grondgebruikers bepaalde handelingen toestaan ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren. Het gaat hier om handelingen zoals het verjagen of verontrusten of doden van dieren. De soorten waarvoor zo'n verordening kan worden vastgesteld zijn de provinciale schadesoorten. Gelet op de regionale verschillen ten aanzien van het voorkomen van de soort en eventuele schade is het mogelijk dat provinciale verordeningen onderling sterk verschillen.

De grondgebruiker kan overigens aan anderen schriftelijk toestemming geven om de hem toegestane handelingen uit te oefenen. Uiteraard dienen bij de uitoefening van de toegestane handelingen in het kader van beheer en schadebesstrijding de overige bepalingen van de Flora- en faunawet in acht te worden genomen (middelen, jachtakte, 40-hectare eis, etc.). 

Individuele ontheffingen (art. 68 Flora- en faunawet)
Het is mogelijk om gedeputeerde staten een ontheffing te vragen van bepaalde verboden, bijvoorbeeld een ontheffing om beschermde inheemse dieren in het kader van beheer en schadebestrijding te verontrusten of te doden.
Gedeputeerde staten kunnen een dergelijke ontheffing onder strikte voorwaarden en op bepaalde gronden verlenen, zoals ter voorkoming van belangrijke schade aan de landbouw en schade aan flora en fauna. In beginsel wordt een dergelijke ontheffing slechts verleend aan door gedeputeerde staten erkende faunabeheereenheden op basis van een door gedeputeerde staten goedgekeurd faunabeheerplan. Het is echter in enkele gevallen ook mogelijk om een dergelijke ontheffing aan anderen dan faunabeheereenheden te verlenen, bijvoorbeeld indien het gebied waar de handelingen worden verricht niet is gelegen in heen gebied waarover zich de zorg van een faunabeheereenheid uitstrekt. Alvorens van de ontheffing gebruik kan worden gemaakt, dient de grondgebruiker wel schriftelijk toestemming te hebben verleend voor het betreden van de door hem gebruikte gronden of opstallen.

Opdracht beperken stand van bepaalde diersoorten (art. 67 Flora- en faunawet)
Gedeputeerde staten kunnen (categorieën van) personen aanwijzen om de stand van bepaalde diersoorten te beperken, eventueel ook zonder toestemming van de grondgebruiker. Het kan daarbij gaan om de volgende diersoorten:

Beverrat, Canadese gans, damhert, edelhert, grauwe gans, knobbelzwaan, konijn, marterhonden, muntjak, muskusrat, nijlgans, ree, rosse stekelstaart, Siberische grondeekhoorn, verwilderde duif, verwilderde kat, verwilderde nerts, wasbeer en wild zwijn

De aanwijzing is vergelijkbaar met het vroegere artikel 54 van de Jachtwet.

Overgang Jachtwet/Flora- en faunawet
De vergunningen die nog onder de Jachtwet door of namens de Minister zijn verleend blijven geldig voor de duur waarvoor ze zijn verleend. Wel dient de grondgebruiker schriftelijke toestemming te hebben voor het betreden van de door heb gebruikte gronden op opstallen.

Bestaande onder de Jachtwet opgestelde jachthuurovereen-komsten zijn door de Flora- en faunawet beperkt tot de huur/verhuur van het genot van de jacht ten aanzien van de genoemde zes wildsoorten. Op grond van deze jachthuurovereenkomsten mag in de beschermde natuurmonumenten als bedoeld in de Natuurbeschermingswet of Wetlands of Vogelrichtlijngebieden per 1 april 2002 niet meer worden gejaagd, behalve in het kader van beheer en schadebestrijding (bijvoorbeeld op grond van art. 65, 67 of 68 van de Flora- en faunawet).

Meer informatie
Elke provincie kan aan de grondgebruiker bepaalde handelingen toestaan ten aanzien van provinciale schadesoorten. Welke dit zijn kan per provincie of zelfs delen van de provincie verschillen. De provincie kan u hierover informeren:

Groningen

050-3164160

Friesland

058-2925552

Drenthe

0592-365665

Overijssel

038-4251730

Gelderland

026-3599542

Utrecht

030-2582382

Flevoland

0320-265505

Noord-Holland

023-5144261

Zuid-Holland

070-4417373

Zeeland

0118-631700

Noord-Brabant

073-6812138

Limburg

043-3897453

Op de website van het ministerie van LNV www.minlnv.nl staat uitgebreide informatie over de Flora- en faunawet.
Op de site http://wetten.overheid.nl staat de volledige tekst van de Flora-en faunawet en de daarop gebaseerde algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen. Ook is een overzicht van beschermde planten- en diersoorten opgenomen.